Leestijd: 6 minuten
Duurzaamheid in het kwadraat
Duurzame installatietechniek in bio-energiecentrale Ede Noord
Gemeente Ede wil uiterlijk in 2050 volledig energieneutraal zijn – een ambitieus streven, en dus zet Ede alle deuren voor duurzame energieontwikkeling open. Inmiddels beschikt Ede over drie duurzame bio-energiecentrales met gebouwbeheersystemen die door ITN Installatietechniek van elektrotechnische besturingen zijn voorzien. In de nieuwste bio-energiecentrale Ede Noord optimaliseerde ITN Installatietechniek de duurzaamheid en arbeidsomstandigheden in het gebouw met inzet van een stille en duurzame Rittal kast.
ITN Installatietechniek in Ede is een veelzijdig installatiebedrijf dat de duurzaamheid, veiligheid en het comfort van werk- en leefomgevingen optimaliseert. Daarbij maakt ITN Installatietechniek gebruik van innovatieve elektro-, klimaat- en procestechniek van diverse toeleveranciers, waaronder Rittal. Projectleider Jan Werkman is bij ITN Installatietechniek verantwoordelijk voor projecten waarin veel innovatie technologieën worden toegepast. Hij verduidelijkt hoe ITN bij het inrichten van de gebouwbeheer-installaties voor de bio-centrales in Ede een betrouwbare, duurzame en gebruiksvriendelijke besturing realiseerde.
Deze centrale maakt deel uit van een duurzaamheid netwerk. Hoe zit dit in elkaar?
Jan Werkman: “Het Warmtebedrijf is de eigenaar van drie bio-energiecentrales in Ede en kan daarmee heel Ede van warm water voorzien. Veel wijken in Ede beschikken al over de nodige grondleidingen om warm water vanuit een van de centrales te kunnen transporteren. Twee centrales zijn al aan dit stadswarmtenet gekoppeld. Samen met de derde centrale, die binnenkort wordt opgeleverd, staan zij garant voor een betrouwbare warmwatervoorziening, want als een van de centrales uitvalt, kunnen de andere twee centrales de warmwatervraag opvangen. In steeds meer woningen worden gasketels verwijderd en een warmtenet-aansluiting aangelegd. Het warmtenet wordt dus steeds verder uitgebreid; inmiddels zijn 70.0000 tot 80.000 woningen aangesloten, plus diverse scholen en bedrijven. Ede is in dat opzicht al heel ver met de overstap naar een duurzame warmtevoorziening.”
Hoe wordt de warmte opgewekt en hoe draagt dit bij aan een optimale duurzaamheid?
Jan Werkman: “In grote verbrandingsketels wordt biomassa uit de regio in de vorm van houtsnippers verbrand. De houtsnippers worden door vrachtwagens in een bunker naast de centrale gestort. Een grijper gooit de snippers vervolgens in bakken die middels een kettingsysteem richting de ketel worden getrokken, waar de snippers worden verbrand. De as die overblijft wordt afgevoerd en verder verwerkt. De schoorstenen hebben naverbranders om de uitstoot zo schoon mogelijk te maken. We zitten hier aan de rand van Ede in een woonwijk, dus is er strenge regelgeving. Voor een optimale duurzaamheid draait het proces in de ketels op een vraaggestuurd vermogen. Het water dat hier wordt opgewarmd gaat eerst de buffers in voordat het verder wordt gedistribueerd. Die buffers zijn dermate goed geïsoleerd dat er nauwelijks sprake is van warmteverlies. Dat is uiteraard heel belangrijk, want daardoor kan de bio-energiecentrale warm water op voorraad produceren, zodat er geen onafgebroken aanvoer van houtsnippers nodig is. Elk restje energie wordt hier hergebruikt en de gehele installatie is voor een optimaal energierendement ingericht. Dat is in een bio-energiecentrale extra belangrijk omdat de energiedichtheid van biomassa vele malen lager is dan die van fossiele brandstoffen.”
Hoe is het gebouwbeheersysteem op duurzaamheid ingericht?
Jan Werkman: “De processen in alle drie centrales in Ede zullen vanuit de regelkamer in de nieuwste bio-energiecentrale worden gemonitord. Overal in dit grote kubusvormige utiliteitsgebouw zijn wifi-punten aangelegd en veel onderdelen van de centrale zijn van sensoren voorzien die via datakabels met de regelkamer zijn verbonden, zodat alle processen continu gemonitord kunnen worden. Alles draait om duurzaamheid, veiligheid en efficiëntie. Ook zijn overal in het gebouw camera’s opgehangen die alle activiteiten opnemen. Verder regelt het gebouwbeheersysteem zaken als de noodverlichting, de luchttoevoer en afzuiging, de airco’s en de stroomvoorziening. Ook is er een volledig digitaal aangestuurde weeginstallatie voor de vrachtwagens die de houtsnippers aanleveren. Het complete logistieke systeem, inclusief de hek- en deurbesturingen en de feitelijke weeginstallatie zelf, wordt volledig door de chauffeur bediend. Uiteindelijk moet beheer van zo’n centrale natuurlijk economisch haalbaar zijn, en dan is automatisering een goede manier om op kosten te besparen. Automatiseren is ook zorgdragen voor een goede IT-infrastructuur. ITN installatietechniek heeft de IT infrastructuur door het gehele gebouw aangelegd en in de netwerkbehuizing van Rittal komt alles samen. Om de geluidsoverlast voor de operators te minimaliseren is ervoor gekozen om deze IT-behuizing in de schakelruimte van het gebouw te plaatsen. Maar die ruimte wordt behoorlijk warm omdat er veel apparatuur in staat, waaronder nog een paar andere schakelkasten. In samenwerking met Rittal hebben we hiervoor een perfecte oplossing gevonden.”
Hoe verliep het engineering-proces voor deze Rittal kast?
Jan Werkman: “Onze opdrachtgever gaf aan welke apparatuur er in de kast zou komen, en wat voor wattage daarmee gemoeid zou zijn. Op basis daarvan hebben we alles berekend aan de hand van rekenmodellen die in de Rittal Therm software zijn opgenomen. Behalve een programma komt bij het ontwerp overigens ook gewoon ervaring kijken. We kozen voor een kast met een energiezuinige Rittal Blue-E koelunit, want dat past goed bij het duurzame karakter van deze bio-energiecentrale en de unit is bovendien bijzonder stil. De benodigde koelcapaciteit hebben we samen met Rittal berekend. Normaal gesproken sturen we gewoon ons kastontwerp naar Rittal, waar de kast dan wordt gebouwd en mechanisch wordt bewerkt. In dit geval ging het iets anders: we hebben Dion Cremers, account manager bij Rittal, uitgenodigd en hem de klantvraag en de berekening voorgelegd.”
Zijn jullie bij dit proces nog tegen problemen of uitdagingen aangelopen?
Jan Werkman: “De opdrachtgever had aanvankelijk een te kleine behuizing van 80 x 220 x 100 cm (BxHxD) besteld, want later bleek dat er een apparaat in moest dat niet paste. Er is daarom een extension frame van 20 cm tegen de rugzijde van de behuizing geplaatst en is met deze eenvoudige oplossing de gewenste diepte gerealiseerd van 80 x 220 x 120 cm. Die uitbreiding hebben we zelf besteld en ook zelf geïnstalleerd. Daarvoor hoefden we alleen even de deur eruit te tillen, het extension frame te plaatsen en daarna de deur weer in de scharnieren te hangen. Aanpassingen zijn nooit een probleem met Rittal producten, en ook daarom werken we al jarenlang met Rittal samen. We waren een van de eerste installateurs die de gekoelde racks van Rittal toepasten om de ruimte waarin de behuizingen staan eenvoudig op een temperatuur van 20 graden te houden. En we werken bij voorkeur met Rittal omdat de kwaliteit van hun producten goed zijn en de lijnen kort. Als er zich een probleem voordoet, volgt er snel en direct overleg en wordt het snel en zonder gedoe opgelost. Het resultaat is hier een bijzonder duurzame en flexibele oplossing om warm water te produceren, want als er in de toekomst ontwikkelingen zijn met betrekking tot grondstoffen, dan kunnen de centrales worden omgebouwd zodat zij op andere energiedragers kunnen overschakelen. Het is een modulair opgebouwde bio-energiecentrale, een flexibel energiesysteem, en daar passen modulaire systeemproducten van Rittal goed bij.”